Ik weet het, ik moet kijken naar de dingen die wel lukken. Naar wat twee weken geleden niet kon en nu wel. Blij zijn met de drie ochtenden college en ieder halfuurtje dat ik langer op kan zijn. De ‘Het glas is halfvol’-gedachte. Positief blijven roep men in koor. Jullie hebben gelijk, maar de beste stuurlui staan aan wal met een biertje in de hand.

Zo makkelijk is het allemaal niet om regelmatig geconfronteerd te worden met dingen die nog niet gaan. Geconfronteerd worden met het feit dat je nu anders bent dan de rest. Dat wat voor rest de normaalste zaak van de wereld is, is voor mij nu onmogelijk.

De afgelopen week stond voor veel studenten in het teken van de introductiedagen. Een week met veel feest en leuke activiteiten. Als lid van een studentenvereniging zou dat voor mij ook het geval moeten zijn. Een week lang de nieuwe studenten verwelkomen en tegelijkertijd de al bestaande banden aanhalen. Helaas liep het dit jaar even anders. Geen urenlange feestjes noch slapen op de campus. Na een paar uur kon ik doodmoe weer richting huis.

Ik was blij om iedereen te zien en op hun beurt waren zij blij mij te zien. Sommige noemde het een ‘hele overwinning’, anderen waren zo enthousiast dat ze mij bijna uit de rolstoel worpen van enthousiasme. Het deed mij goed.

Het was hartstikke leuk om er even te zijn maar afzwaaien voor het feest echt goed op gang is, dat is en blijft toch een beetje vreemd. Een beetje pijnlijk ook. Je weet gewoon dat het niet zo hoort te zijn. Aan de ene kant ben ik blij dat ik dat ik er ben geweest, aan de andere kant ben ik verdrietig omdat ik weet dat ik heel veel heb moeten missen. Iets is inderdaad beter dan niets, maar slechter dan alles.